Wat ik heel interessant vind aan wat je doet is het idee van zichtbaarheid - zichtbaarheid geven aan iedereen van verschillende leeftijden, etniciteiten, geslachten, seksuele geaardheid, enzovoort. Met dat in gedachten, wat is je elevator pitch?
Ik zou zeggen dat ik een interdisciplinaire mode- en experience designer ben, want daardoor klinkt wat ik doe ineens super interessant. Maar binnen deze titel heb ik alle vrijheid om te experimenteren, te verkennen en niet gelimiteerd te zijn aan één discipline. Daar voel ik me erg op mijn gemak bij en dat heb ik altijd gedaan. Ik heb geaccepteerd dat er misschien geen specifiek hokje voor me is. Er zijn zoveel mensen en makers om me heen die ook niet in een hokje passen. Ik vind het geweldig om ze een beleving, een modemerk, een platform voor live of offline evenementen te kunnen bieden. Iets dat staat voor open en inclusief zijn en daarmee experimenteert. Dat is belangrijk.
Je begon met mode en nu doe je DJ-workshops, live-evenementen, muziekevenementen en optredens. Kun je iets zeggen over die evolutie van mode naar meer van deze live-evenementen die plaatsvinden?
Het begon als een kinderdroom om op de een of andere manier met mode bezig te kunnen zijn. Als kind kregen wij zakgeld en ik spaarde dat op om de Vogue te kunnen kopen. Ik kom uit een heel klein stadje in de middle-of-nowhere in Canada waar absoluut geen mode was. Ik had wel een interessant mode gevoel, denk ik, maar ik werd uitgelachen omdat ik winkelde in de kledingkast van mijn oma of kleren kapot maakte om er nieuwe dingen van te maken. Kortom, omdat ik was wie ik was. Tegelijkertijd was ik tegen het kapitalistische aspect van mode, de commercialiteit waarbij mode wordt aangedreven door geld. Dat stoorde me enorm, dus ik rolde in anarchie en punk en werd een vuile, krakerige hippie chick.
Uiteindelijk bleven mijn handen jeuken, ik wilde echt iets creëren. Ik ging naar feestjes en wilde een spandex-pak aan hebben, iets dat heel fijn zit, maar ik kon er geen vinden dat goed bij mijn lichaam paste. Dus begon ik mijn eigen lichaam op te meten en te praten met een paar plaatselijke coupeuses om te proberen een patroon te maken dat beter bij verschillende lichaamstypes zou passen. Ik heb een aantal meiden om me heen gemeten, vrienden van mij. De eerste patronen die ik ooit heb gemaakt zijn naar hen vernoemd. Ik baseerde mijn nieuwe maattabel op hun lichamen in de hoop dat het een alternatief zou bieden voor wat er in winkels verkrijgbaar is. We gingen er op uit en deden fotoshoots en evenementen. Ik realiseerde me toen dat ik dit deel het mooiste vond, het contact maken met mensen, ze een podium bieden om te laten zien wie ze werkelijk zijn, samenwerken met vrienden. Het was lekker onprofessioneel DIY.
Als een autodidactisch ontwerper ben je van nature DIY. Ik ben benieuwd hoe het idee van ‘leren door te doen’ inclusiviteit en diversiteit bevordert?
Het DIY aspect is ontstaan uit noodzaak. Ik woon in designstad Eindhoven en iedereen vroeg me of ik op Design Academy Eindhoven zat, maar dat zat ik niet. Mijn DIY komt in zekere zin voort uit een staat van iets niet hebben, zoals niet de kennis hebben, niet het geld hebben, geen studio hebben, dit of dat niet hebben. Het zorgt ervoor dat je creatief wordt. Ik ben altijd zo geweest. Wat mooi is aan een DIY mentaliteit is dat, als het iets is dat echt wordt aangemoedigd en gerespecteerd, in plaats van waar je bent opgeleid of waar je stage hebt gelopen, het iets wordt dat voor iedereen toegankelijk is. Het wordt automatisch een platform die inherent inclusief en divers is, omdat iedereen alles kan. Het is gewoon een kwestie van ergens tijd aan besteden, vragen om met mensen samen te werken, of om je heen kijken naar mogelijkheden om van te leren en dat toevoegen aan wie jij bent.
We hebben eerder gesproken over hoe jij intuïtie gebruikt als gids. Je neemt beslissingen op basis van wat op dat moment goed voor je voelt. Ik vraag me af wat jouw intuïtie je zegt op dit moment waar er niet alleen een pandemie speelt, maar ook een wijdv
Mijn intuïtie zegt me op dit moment dat wat we doen met PLASMA - deze super lokale evenementen, offline verbinding maken en deze ervaringen delen - heel belangrijk zijn nu we geen verbindingen aan kunnen gaan in grote groepen. Ik geloof dat hoe meer er in de wereld gebeurt, hoe meer activisme je zult hebben, meer beweging, meer verandering in jezelf en in de wereld. Mensen krijgen nieuwe perspectieven over hun eigen identiteit, waar ze vandaan komen of waar ze aan werken. Dat motiveert mij om te blijven creëren en niet bang te zijn om dingen te veranderen en deze gesprekken offline te blijven voeren. Ik vind het belangrijk dat we blijven delen. Misschien moeten we nog wel meer lokaal met elkaar praten over dingen die op globale schaal gebeuren. De verbinding is belangrijk. De intimiteit is belangrijk.
Je hebt PLASMA eerder beschreven als een platform voor positief activisme. Hoe zie jij activisme in de designwereld?
Ik ben altijd nieuwsgierig naar de standpunten van andere mensen, de dingen waarmee ze te maken hebben en wat volgens hen nodig is om erover te praten of actief te zijn in hun gemeenschap. Van andere mensen leren is heel belangrijk voor me geworden. Het is iets dat me constant in beweging brengt, me constant scherp houdt. Ik ben geïnteresseerd in hoe ik activisme kan omzetten in iets dat een positieve ervaring is voor iemand die zich misschien niet op zijn gemak voelt bij het innemen van een standpunt, of om zijn mond open te doen tegen iemand die bijvoorbeeld racistisch of homofoob is. Ik hoop dat je door PLASMA zult zien dat er een kracht zit in aantallen en een kracht zit in het innemen van een standpunt, dat het iets moois, inclusiefs en belangrijks kan zijn. De kracht van het creëren van deze community heeft een positief effect op iedereen.
Het volledige interview met Jess Øberlin is te lezen in de derde uitgave van Blank Space Magazine. Meer lezen? Volg Blank Space Magazine hier.
Interview: Jessica Slipp / Fotografie: Anniek Mol