Kan je me vertellen hoe je tot mode ontwerp bent gekomen?
Mijn oma was een naaister in Eindhoven. Door veel bij haar te zijn had ik al van vroege leeftijd een liefde ontwikkeld voor textiel en kleding. Op een gegeven moment bedacht ik om toelating te gaan doen voor de Bachelor Fashion Design aan ArtEZ. Dat was trouwens best een onverantwoordelijke keus, want ik had echt geen plan B. Ik wilde dat gewoon heel graag doen. Ik ben toen op een willekeurige dag naar Arnhem gegaan om door de ramen van de school te gluren en een idee te krijgen hoe het zou zijn om die studie te volgen.
Je bent daar aangenomen, maar was studeren makkelijk voor je?
Nee, helemaal niet.
Waarom niet?
Op de middelbare school was je die creatieveling. Maar ik werd maar nét toegelaten op de ArtEZ. Een leraar had me dit, vriendelijk en constructief, letterlijk verteld. Ik was nog zo jong en iedereen om me heen was zo verschrikkelijk goed in wat ze deden. Uiteindelijk ben ik erg blij dat ik het tot mijn afstuderen heb gehaald, want ik had al die kennis niet willen missen, maar de hele periode zat vol met moeilijkheden. Er waren veel momenten dat ik eraan dacht om te stoppen.
Hoe kwam dat?
Mijn interesse in mode kwam voort uit een typische kinderlijke droom; een liefde voor verkleden en jezelf uitdrukken door middel van kleding. Maar op dat moment mis je het volwassen idee van wat het betekent om daadwerkelijk mode te beoefenen. Op de academie leerde ik over de impact van mode en de hiërarchie binnen het systeem. Hierdoor ontdekte ik steeds meer dat dit een industrie is waar ik me helemaal niet in wilde mengen.
Maar blijkbaar was er nog iets dat je op de been hield?
In het derde jaar had ik een soort doorbraak toen ik stage ging lopen in New York bij Alexander Wang. Zoals ik al zei hield ik niet van de industrie en ik deed het niet zo goed volgens de competencies van de opleiding, wat erg demotiverend was. Maar in die periode heb ik eindelijk samengewerkt met iemand die veel vertrouwen had in mijn vaardigheden en kennis. Er zat ook veel humor in het ontwerpproces en dat had ik wel gemist. In deze periode ben ik in kansen gaan denken in plaats van in beperkingen. Maar even voor de duidelijkheid: de stage zelf bleek ook behoorlijk schimmig. Het is een luxe en duur modemerk, maak zelfs zij verbrandden hun kleren. Dus ik leerde nog een les, zelfs de grote spelers waren niet ethisch verantwoordelijk.Â
Oh nee.
Mijn echte keerpunt kwam toen ik het idee losliet dat ik moest leven van het verkopen van kleding en meedoen in het conventionele systeem. Kleding verkopen is iets waarvan ik altijd dacht dat ik het moest doen, maar ik vond het helemaal niet leuk om te doen. Wat ik wel leuk vond was het samenstellen van modeshows die iets over de mode-industrie zelf uitdrukken. Het had iets vreemds dat ik me probeerde af te zetten van een industrie waar ik op de een of andere manier nog steeds deel van uit wilde maken. Ik heb een tijdje de conventionele wegen van de industrie gevolgd en ik heb dat uiteindelijk ook nodig gehad om te begrijpen waar mijn werk eigenlijk over gaat.
En waar gaat het over?
Verhalen vertellen en films maken waarin kleding een verhalende en centrale rol speelt.
In welk opzicht verschil jij van bijvoorbeeld een kostuumontwerper?
In film denk ik dat het vaak zo is dat kleding slechts een ondersteunend element is in een verhaal dat al uitgeschreven is. Sarah Blok (regisseur) en ik bedenken de ideeën, en uiteindelijk de film, echt samen. De betekenis van de kleding en het proces van het maken van de kleding is dus veel meer met elkaar verweven in het filmproces.
Ik hou van de letterlijkheid van je werk. Sommige ontwerpers halen de betekenis van hun werk door een molen van abstractie, terwijl jij letterlijke, visuele referenties aanhaalt. Ik zou echter niet per se zeggen dat je een consistente visuele stijl hebt.
Eigenlijk is dat iets dat ik bewust probeer los te laten en me er niet door laat afleiden. Een eigen visuele stijl associeer ik met commercialisatie; een marketing strategie, iets dat bij een mode huis hoort. Ik associeer het met herkenbaarheid creëren en mensen laten identificeren met een merk om er uiteindelijk klanten van te maken. Als ik er nu over nadenk, ben ik eigenlijk tegen het idee dat je als ontwerper consistent moet zijn in je visuele stijl. Het gevaar bestaat dat je een productiemachine wordt van het idee dat je ooit had. Ik geloof dat het idee waarmee je begint relevant moet zijn en dat kan veranderen in hoe iets eruit ziet. Er zal altijd een bepaalde handtekening zichtbaar zijn die je niet uit kunt wissen, ook al zou je dat willen. Maar ik geloof niet in het herhalen van wat je al hebt gedaan. De herhaling zal zich sowieso openbaren, zonder dat je erop focust.
Hoe weet je eigenlijk of je werk impact heeft?
Hoe kun je dat ooit weten? Waarom ik doe wat ik doe is omdat ik graag dingen maak die interessant en mooi zijn. Daarnaast vind ik mijn beroep interessant omdat het maatschappelijk relevant kan zijn. De enige merkbare impact is hoe mensen die nog nooit hebben nagedacht over de onderwerpen die ik behandel, de gedachte die ze hebben opgedaan, zouden doorgeven aan mensen, wat hopelijk tot een gedragsverandering zou leiden. Maar dat is de meest zichtbare impact die ik ooit zou kunnen waarnemen. Het is beslist niet meerbaar, maar ik weet ook niet of dat een relevante vraag is. Als je in een groot bedrijf werkt waar alles wordt berekend, zou je kunnen zeggen: laten we dit garen ruilen voor dit duurzamere garen, wat volgens de berekening zou leiden tot deze vermindering van de CO2-uitstoot. Maar ik denk dat er al zoveel kranten en artikelen zijn die dit bewustzijn proberen op te bouwen door middel van getallen. Ik ben nog steeds, in de eerste plaats, een ontwerper en geen activist. Het is niet mijn bedoeling om aan een belangrijke tafel te zitten. Ik geloof echt in de waarde en kracht van humor en een stimulerende esthetiek omdat het ervoor zorgt dat mensen openstaan. En als ze openstaan, zijn ze veel vatbaarder voor ideeën die nieuw voor hen zijn.
Het volledige interview met Lisa Konno is te lezen in de derde uitgave van Blank Space Magazine. Meer lezen? Volg Blank Space Magazine hier.
Interview: Dewi Kruijk /Â Fotografie: Ronald Smit